De transitie belichaamde de veranderende visie van de overheid op de rolverdeling tussen overheid en burgers. In die visie transformeren we van een verzorgingsstaat naar een participatiesamenleving, waarbij de overheid niet langer in alles voor de burgers zorgt, maar het vooral mogelijk maakt dat burgers beter voor zichzelf en elkaar kunnen zorgen. De transitie vormde het startpunt voor de transformatie van het sociaal domein.
De overheid beoogde op hoofdlijnen de volgende doelen met de transformatie:
- minder en minder intensieve hulp door versterking van de eigen kracht van burgers en hun netwerk, van basisvoorzieningen en van eerstelijns voorzieningen
- meer samenhang in hulp en steun (meer integraliteit)
- meer ruimte voor professionals om beslissingen te nemen die de kwaliteit van hun ondersteuning ten goede komen (meer maatwerk met minder bureaucratie)
De algemene verwachting bij transitie en transformatie was dat juíst gemeenten hun inwoners goed zouden kunnen ondersteunen. Zij kennen de lokale situatie immers het best. Zij zouden lichtere vormen van zorg kunnen inzetten die ook goedkoper zouden zijn. De overheid heeft daarom al direct bij aanvang van de transitie een bezuinigingstaakstelling van ongeveer 25% op het totale budget voor jeugd, zorg en participatie ingeboekt.
Tussenstand
Als we de tussenstand opmaken kunnen we concluderen dat de transitie achter de rug is. De taken en bevoegdheden zijn overgeheveld zonder dat er ernstige ongelukken zijn gebeurd die het rechtstreekse gevolg zijn van de transitie. De transformatie is echter nog niet voltooid.
Als zelfstandig adviseur en senior adviseur van Stade heb ik de transitie en transformatie van dichtbij meegemaakt. Ik was en ben betrokken bij de inrichting van wijkteams en jeugdzorgteams, en begeleid deze teams bij hun leerproces. Mijn conclusie is dat de belangrijkste beleidsdoelstellingen van de transformatie (nog) niet zijn gehaald.
Recent verschenen rapportages van het Sociaal en Cultureel Planbureau en het Centraal Planbureau onderschrijven deze conclusie.
“De rode draden laten zien dat de decentralisaties in het sociaal domein nog niet alles hebben gebracht wat ervan werd gehoopt. In de uitvoeringspraktijk is veel gebeurd, zowel bij gemeenten als bij (zorg)aanbieders, werkgevers en andere betrokken partijen. In de praktijk is het echter niet eenvoudig gebleken om verwachtingen als integraal werken, samenwerken en maatwerk bieden in alle gevallen waar te maken. Veel mensen voelen zich geholpen, maar de toename van participatie door die hulp is beperkt en sommige mensen met een ondersteuningsbehoefte worden niet bereikt. De samenleving lijkt nog niet veel zorgzamer geworden en het stelsel is nog steeds complex. Kortom: het sociaal domein stagneert en de vraag is hoe het weer vlot getrokken kan worden.”(Sociaal Domein op koers? Verwachtingen en resultaten van 5 jaar decentraal beleid, Sociaal en Cultureel Planbureau november 2020)
“De inzet van wijkteams en praktijkondersteuners leidt vooralsnog niet tot een afname van het aantal kinderen met tweedelijnshulp. Dit is van belang voor gemeenten die op zoek zijn naar manieren om de stijgende kosten van de jeugdzorg te beheersen.”(Wijkteams en Praktijkondersteuners, Centraal Planbureau december 2020)
De verwachting dat gemeenten geld zou besparen, doordat er minder formele en zware zorg ingekocht en ingezet zou hoeven worden, is niet uitgekomen.
De forse bezuiniging waarmee de transitie gepaard is gegaan heeft erin geresulteerd dat in veel gemeenten de jeugdzorg inmiddels onder druk staat. De inzet van wijkteams heeft niet geleid tot minder intensieve zorg of meer preventie. De verwachting dat burgers meer voor elkaar gaan zorgen als de overheid dat niet langer doet blijkt niet vanzelf tot stand te komen en kan ook niet worden afgedwongen. Sommige groepen mensen, vooral die met lichte problematiek, worden goed geholpen door de gemeenten. Maar met name in de jeugdzorg wachten kinderen met complexe problemen veel te lang op hulp. Ook mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt krijgen niet de ondersteuning die zij nodig hebben.
Professionals signaleren dat de bureaucratie alleen maar is toegenomen, omdat overheden nu eenmaal gewend zijn te sturen met regels en administratieve procedures.
Om aan de bezuinigingstaakstelling te voldoen is er hard gesneden in gespecialiseerde jeugdzorg, in huishoudelijke hulp en andere sociale voorzieningen.
Nu de vraag naar hulp en ondersteuning hoog blijft, blijven de kosten voor het sociaal domein de begrotingen overschrijden en komen gemeenten in problemen.
Waar dit toe leidt is dat we het inmiddels vooral over wachtlijsten en het verdelen van schaarse capaciteit hebben. De bedoeling van de transformatie om de beste oplossingen voor bewoners te vinden op een goedkopere manier, lijkt in de praktijk steeds verder uit zicht te raken.
Hoe nu verder?
Ga herbezinnen en bijsturen, is de boodschap van het Sociaal en Cultureel Planbureau aan de landelijke overheid. Sommige van de oorspronkelijke doelstellingen zijn niet realistisch gebleken. Andere doelen vragen om bijsturing. Dat vereist inzicht in de beleidsuitvoering (de praktijk van professionals, ambtenaren en andere mensen die inwoners met vraagstukken binnen het sociaal domein helpen), en in wat daar niet goed gaat. Hopelijk gaat de overheid daarmee aan de slag.
Suzanne Bunnik
Senior Adviseur Stade Advies en voorzitter van het RET
Email: s.bunnik@stade.nl
Tel: 06 34 24 21 43