Dat blijkt uit promotieonderzoek van Marieke Nanninga aan de RUG. Nanninga onderzocht de toegang van kinderen en jongeren tot de jeugdhulp, en hoe het verder met hen gaat. Zij volgde hiertoe drie jaar lang een groep kinderen die instroomde in de Groningse jeugdhulp plus een representatieve controlegroep, in totaal meer dan 2.000 kinderen.
Negatieve verwachtingen
De resultaten laten zien dat ouders en jongeren soms negatieve verwachtingen hebben over jeugdhulp. Ze verwachten bijvoorbeeld dat de hulp niet zal werken en dat de relatie met de hulpverlener niet goed zal zijn. Dit kan het zoeken en ontvangen van hulp in de weg staan. Verder blijkt dat weinig sociale steun, gebrek aan opvoedvaardigheden en gezinsproblemen de kans op het gebruik van hulp vergroten.
Kinderen met milde problemen komen met name terecht bij lichte hulp en kinderen met meer ernstige en complexe problemen bij gespecialiseerde hulp. Het systeem van jeugdhulp lijkt daarmee te werken zoals bedoeld, waarbij vooral de jeugdzorg hulp levert aan een groep die meerdere problemen heeft.
Problemen verminderen
Veel van de kinderen en gezinnen lijken baat te hebben bij de hulp; hun problemen verminderen tijdens de periode waarin ze hulp krijgen. De duur van de zorg hangt daarbij samen met het type zorg – kort, vaak minder dan drie maanden, bij jeugdgezondheidszorg en langer bij jeugd-GGZ en jeugdzorg.
Bron: Ouders Centraal